Het grootste obstakel in het huidige racismedebat bestaat eruit dat er twee fundamenteel van elkaar verschillende definities van racisme gehanteerd worden. Of liever gezegd, twee zeer verschillende benaderingen van waaruit verdere definiëring plaatsvindt. Als gevolg hiervan praten mensen langs elkaar heen. Dit resulteert in onbegrip, irritatie en twijfel aan de goede intenties van de ander. Deze dynamiek zal de problemen eerder verergeren dan oplossen.
Er is inmiddels een nieuwe generatie politieke activisten opgestaan die zich antiracist noemt. Zij houden er andere theorieën en ideeën over racisme op na dan de doorsnee burger gewend is. Antiracisme behelst veel meer dan simpelweg tegen racisme zijn en gaat uit van een ander wereldbeeld dan gangbaar is. Hetzelfde geldt voor de definities, methoden en waarheidsbegrippen die zij hanteert.
Dit nieuwe antiracisme is sterk geïnspireerd door wat ‘critical race theory’ genoemd wordt, een relatief jonge academische denkstroming die is ontwikkeld in de Verenigde Staten, en zich kenmerkt door een actief streven naar sociale verandering. Critical race theory, afgekort CRT, heeft inmiddels vertrouwd klinkende begrippen als ‘systemisch racisme’ en ’wit privilege’ voortgebracht.
Het probleem is dat zowel het grote publiek als het gros van de politiek en media geen weet lijken te hebben van de werkelijke betekenis van dit nieuwe antiracisme en haar achterliggende ideologische motieven, en van haar begeleidend vocabulaire. Een debat over racisme heeft dan ook weinig zin zolang niet duidelijk is welk mens- en wereldbeeld het antiracisme hanteert, hoe haar aanspraak op waarheid eruitziet, wat haar methoden zijn en wat haar politieke doel is.
Om enige helderheid te verschaffen volgt hier een beknopte beschrijving van enkele kernbegrippen, zoals ze in het publieke debat en op sociale media regelmatig voorbijkomen. In tegenstelling tot zoals bij het academische CRT het geval is, hanteren de antiracistische activisten deze begrippen vaak wat ‘losser’, maar passen ze deze tegelijkertijd meer rigide toe. Deze analyse gaat daarom uit van een strenge interpretatie, waarbij het activistisch gebruik van de begrippen als uitgangspunt is genomen. Omdat veel van deze begrippen een ambigu karakter hebben en soms op verschillende manieren te interpreteren zijn, betreft het hier slechts een globale schets. De vraag in hoeverre de aanspraken en het activisme van het antiracisme gerechtvaardigd of sociaal wenselijk zijn, zal hier niet behandeld worden.
De gangbare definitie van racisme en racisme volgens het antiracisme
Racisme is een complex en veelomvattend begrip waarvan de definities per tijdperk aanzienlijk kunnen verschillen. De momenteel meest gangbare definitie van racisme is in wezen echter vrij simpel. Racisme is het, doorgaans in negatieve zin, bevooroordeeld zijn ten aanzien van een individu of bevolkingsgroep, louter op basis van huidskleur of etniciteit. Hierbij dient vermeld te worden dat etniciteit een diffuus begrip is dat kan verwijzen naar zowel culturele als raciale groepskenmerken.
Van belang is vooral dat deze benadering van racisme een zwaarwegende morele component kent. Ze is dan ook mede gevormd door de erkenning dat racisme aan de basis lag van enkele van de grootste nachtmerries uit de geschiedenis. Weinig beschuldigingen wegen zwaarder dan de beschuldiging van racisme.
Volgens het antiracisme daarentegen is racisme niet slechts een incidenteel verschijnsel waar je je als individu wel of niet schuldig aan kunt maken, maar een allesomvattend systeem dat zich voortdurend manifesteert op alle niveaus van de samenleving, en haar zo structuur geeft. Racisme is een voortdurende manifestatie van macht, uitgeoefend door de ene etnische groep over de andere.
De hoeksteen van het antiracistisch gedachtegoed bestaat, net zoals dat bij sommige feministische theorieën of bij disciplines als genderstudies het geval is, uit de aanname dat de samenleving in essentie het toneel is van een continue strijd om macht tussen verschillende identiteitsgroepen: tussen man en vrouw, tussen heteroseksueel en lgbtq+, tussen wit en zwart, enzovoort. Wie ‘de macht’ heeft, de groep van witte heteroseksuele mannen in dit geval, kan zijn macht, zijn ‘witte suprematie’, alleen consolideren door alle andere identiteitsgroepen voortdurend te onderdrukken.
Groepsschuld
Aangezien de wereld een strijd tussen groepen is, speelt racisme zich volgens het antiracisme primair op groepsniveau af. In tegenstelling tot het liberale denken dat uitgaat van de vrijheid van het individu en van een zekere mate van zelfbeschikking wanneer het om de eigen identiteit gaat, beschouwt het antiracisme de ‘raciale’ groep waartoe je behoort als bepalend voor zowel je persoonlijke als politieke identiteit. Het overstijgen van racisme op individueel niveau vereist daarom een actieve bewustwording en permanente inspanning. Het niet-racistisch zijn kan gekarakteriseerd worden als een voortdurend proces.
Want volgens het antiracisme beschik je, als je als wit geboren wordt, in zekere zin automatisch over een racistische standaard-instelling. Van jongs af aan absorbeer je het dominante machtssysteem dat het antiracisme ‘witheid’ noemt. Op school, middels de opvoeding, via televisieprogramma’s: alles wat je leert is onderdeel van het ‘witte narratief’.
Zodoende zijn alle witte mensen tezamen schuldig aan de onderdrukking van niet-witte mensen. En omdat racisme een manifestatie van groepsmacht is, kunnen alleen witte mensen racistisch zijn. Niet-witte mensen hebben deze macht niet en kunnen dus ook niet racistisch zijn. Uitspraken als ‘there is no such thing as reversed racism’ dienen op deze manier begrepen te worden.
Taal als machtsinstrument
Volgens het antiracisme is taal bij uitstek het medium waardoor macht uitgeoefend wordt. Hierdoor is een objectief taalgebruik onmogelijk. Het idee is dat taal ons denkkader bepaalt en daarmee de manier waarop wij naar de werkelijkheid kijken. Ons taalgebruik geeft de werkelijkheid vorm, schept haar als het ware. Voor het construeren van een nieuwe sociale en politieke werkelijkheid is het daarom noodzakelijk om allereerst een nieuw vocabulaire te introduceren.
De huidige taalkundige zuiveringsoperatie draait dan ook om meer dan slechts het beschermen van mensen tegen kwetsend taalgebruik. De taal dient gezuiverd worden van elementen die ‘witte suprematie’ legitimeren en in stand houden. Het vervangen van de term ‘blank’ door ‘wit’ is hiervan een goed voorbeeld.
Door de woorden en hun betekenis te veranderen wordt het narratief niet langer exclusief bepaald door witte mensen, waardoor er ruimte ontstaat voor een collectieve bewustzijnsverandering. Zo tracht het antiracisme de racistische machtsbalans te corrigeren.
Witheid als systeem
Meer dan naar huidskleur verwijst de term ‘witheid’ dus vooral naar het onzichtbare, racistische machtssysteem dat de westerse samenleving volgens het antiracisme feitelijk is. Witheid behelst een complex netwerk van culturele normen, waarden, ideeën en denkbeelden dat witte mensen systematisch bevoordeelt, echter zonder dat zij zich daar bewust van zijn. Het onderdrukkende van witheid bestaat eruit dat ze opgelegd wordt aan niet-witte mensen.
Vanuit dit idee van witheid dient ook het idee van ‘systemisch’ of ‘institutioneel’ racisme begrepen te worden. Ook hier gaat het om veel meer dan incidentele verschijnselen zoals bijvoorbeeld een specifieke instantie waarvan ontdekt is dat zij mensen discrimineert op huidskleur of afkomst. Binnen het antiracisme verwijst systemisch racisme naar de manier waarop witte mensen voortdurend de vruchten plukken van het systeem van witheid, het zogeheten ‘wit privilege’, terwijl niet-witte mensen systematisch benadeeld worden.
Daarmee is niets wat ‘witheid’ voortgebracht zou hebben politiek neutraal: van de wetenschappelijke methode, het democratisch proces, de universele rechten van de mens tot aan de traditionele gezinsvorm toe; allemaal opgelegde ‘witte waarden’. Door sommigen wordt zelfs de rationaliteit zelve als onderdeel van het witte narratief beschouwd. Vanaf het moment dat je dit systeem doorziet ben je ‘woke’, oftewel ontwaakt.
Witheid is dus alomtegenwoordig en in die zin is het voor witte mensen bijna onmogelijk om zich niet racistisch te gedragen. Zelfs basale dagelijkse interactie tussen witte en niet-witte mensen wordt ‘gestuurd’ door witheid en houdt daarmee racisme en onderdrukking in stand, hoe goed de intenties ook mogen zijn. Wanneer de praktijk wordt onderzocht is de vraag dan ook niet óf er in een bepaalde situatie sprake was van racisme, maar in welke vorm het zich manifesteerde. Met andere woorden: élke situatie wordt gekenmerkt door racisme en het is de taak van de antiracist om dat voortdurend te ontmaskeren.
Iedereen die hier niet actief aan meewerkt houdt racisme in stand; niet actief in verzet komen betekent ‘witte medeplichtigheid’. En aangezien het antiracisme onderdrukking als de essentie ziet van de relatie tussen zwart en wit, kan kritiek op haar theorie óók geïnterpreteerd worden als onderdrukking, en dus als uitoefening van geweld. Zelfs een passieve of neutrale opstelling ten aanzien van antiracisme kan worden uitgelegd als impliciet gewelddadig. Vandaar de spandoeken met leuzen als ‘questioning is violence’ of ‘silence is violence’.
Kritiek op de antiracistische theorie wordt sowieso weggewuifd: kritiek op de theorie bewijst de theorie immers, waarmee ze onweerlegbaar wordt. Verschil van mening wordt als onderdeel van het probleem beschouwd.
Ook voor gekleurde mensen die niet actief antiracist of niet woke zijn heeft het antiracisme een verklaring: zij hebben racisme ‘geïnternaliseerd’. Zij mogen dan wel raciaal zwart zijn, politiek gezien zijn ze wit. Hiermee fungeren ze als het ware als useful idiots van witte suprematie. Het bekendste voorbeeld in dezen is wellicht Barack Obama, die al eens forse kritiek uitte op het streven naar wokeness. Dat iedereen die niet-wit is automatisch een antiracist is, zou overigens een onterechte vooronderstelling zijn. In werkelijkheid zijn er vele niet-witte intellectuelen die het ideologische antiracisme afwijzen en ervan overtuigd zijn dat antiracisme de belangen van zwarte mensen uiteindelijk schaadt.
Diversiteit en inclusiviteit
Volgens het antiracisme is een gemeenschappelijke beleving van de wereld nagenoeg onmogelijk, aangezien onze persoonlijke beleving allereerst bepaald wordt door onze raciale identiteit. Elke identiteitsgroep leeft zo in een eigen realiteit, wat een unieke en groepseigen vorm van kennis oplevert. Vanuit hun ‘ervaring van onderdrukking’ beschikken mensen uit onderdrukte groepen bovendien over een dieper realiteitsbesef, wat hen gerechtigd tot een hogere aanspraak op morele waarheid. Zo ontstaat een nieuwe morele en kennistheoretische hiërarchie, ditmaal één waarin de witte heteroseksuele man onderaan staat.
‘Divers’ betekent voor het antiracisme dan ook niet zozeer etnisch of cultureel divers. ‘Divers’ verwijst naar de diverse ervaringen van onderdrukking, en naar het fundamenteel andere perspectief waarover iemand daardoor beschikt. In de praktijk betekent divers zijn in eerste instantie vooral politiek niet-wit zijn. De ogenschijnlijke politieke diversiteit tussen witte mensen onderling doet niets af aan het feit dat zij, vanuit hun identiteit als onderdrukker, de wereld uiteindelijk nog steeds door dezelfde witte bril bezien. Veel belangrijker dan dat zij divers in huidskleur zijn, is dat de mensen die door de diversity officers worden geselecteerd er dezelfde antiracistische agenda op nahouden. Een diverse organisatie in antiracistische zin is een organisatie waarin geen ruimte is voor ‘wit gedrag’ en voor de witte, onderdrukkende manier van denken.
Ook ‘inclusiviteit’ betekent in werkelijkheid zo ongeveer het tegenovergestelde. Een inclusieve omgeving is een omgeving waarin leden van onderdrukte groepen zich veilig voelen. Voor niet-witte mensen betekent dat een omgeving die gezuiverd is van witheid, oftewel uitgesloten van ideeën die in strijd zijn met wat het antiracisme voorschrijft, of van denkbeelden die als kwetsend dan wel bedreigend ervaren kunnen worden. Leden van de dominante identiteitsgroep kunnen enkel getolereerd worden als zij hun wit privilege erkennen en een antiracistische houding aannemen. In de praktijk betekent dit dat een omgeving alleen een zogeheten ‘safe space’ kan zijn wanneer haar ingezetenen woke zijn. Alles wat als kwetsend ervaren wordt staat inclusiviteit in de weg; witheid staat inclusiviteit in de weg.
Antiracisme als opdracht
Racisme kan volgens dit antiracisme pas definitief worden overwonnen als het westerse systeem van witheid is afgebroken. Het is daartoe zaak voor witte mensen om hun wit privilege te erkennen en daar actief mee aan de slag te gaan, al is het niet altijd even duidelijk hoe hier in de praktijk concreet vorm aan gegeven moet worden. Allereerste vereiste is in ieder geval een onvoorwaardelijke omarming van het antiracistische gedachtengoed. Het hoogst haalbare lijkt voorts te bestaan uit het geleidelijk afwassen van je politieke witheid. Daarnaast is het de bedoeling om anderen op hun wit privilege te wijzen, en hen te overtuigen van hun medeplichtigheid. Niet-witte mensen dienen niet geconfronteerd te worden met jouw witheid en het is niet hun plicht om jou te corrigeren of te onderwijzen. Vandaar het gebod ‘educate yourself’.
De vervolgopdracht bestaat uit het blootleggen van racisme in al haar verschijningsvormen. Het idee is immers dat racisme overal en altijd aanwezig is, al dan niet in gecodeerde vorm: ‘if you don’t see the racism, go find the racism’. Bijkomende bijzonderheid is dat het activistische antiracisme zoals het zich in de praktijk ontvouwd heeft, het principe hanteert dat het effect, oftewel de subjectieve ervaring van het slachtoffer, leidend moet zijn bij het beantwoorden van de vraag of er sprake was van racisme, en niet de intentie van de veronderstelde dader. Anders gezegd, als iemand aangeeft zich gekwetst of onveilig te voelen is dat in principe voldoende om racisme als bewezen te verklaren.
Onoverbrugbare kloof?
Zoals aangegeven zal hier niet inhoudelijk worden ingegaan op de aanspraken en veronderstellingen van het antiracisme. De begripsanalyse zoals hierboven gegeven is vooral bedoeld om aan te tonen dat er twee verschillende en mogelijk onverenigbare talen worden gesproken in het racismedebat, een tegenspraak die zijn oorsprong vindt op ideologisch-academisch niveau, en die vanaf daar in het debat doorsijpelt.
Daarnaast is het van belang om te beseffen dat critical race theory een activistische kennisdiscipline is. Dit betekent dat haar primaire doel niet het streven naar objectief geldige kennis is, maar het teweegbrengen van specifieke maatschappelijke en sociale veranderingen. Haar wetenschapsbeoefening is dan ook vooral instrumenteel: ze staat in dienst van emancipatorische doeleinden.
Inhoudelijke discussie over de geldigheid van de antiracistische analyse is daarom lastig. Dit wordt versterkt door het principiële wantrouwen dat het antiracisme heeft ten opzichte van de ‘witte’ intellectuele, politieke en wetenschappelijke benadering. Daarin staan kritische dialoog en empirische toetsing –wederom witte waarden volgens het antiracisme– immers centraal, in tegenstelling tot de antiracistische praktijk waar het primaat van de ervaring heerst en waar niet zelden voorrang wordt gegeven aan het persoonlijk verhaal en aan anekdotische bewijsvoering.
Zolang deze wederzijdse intellectuele onverdraagzaamheid niet overkomen wordt en er over de begrippen zélf geen consensus mogelijk is, zal de verwarring, en daarmee de verdeeldheid, blijven voortbestaan en mogelijk verergeren.
De volledige naam en adres van de auteur zijn bij de redactie bekend.