Premier Rutte heeft in de eerste twee maanden van de coronacrisis herhaaldelijk zijn waardering uitgesproken voor mensen met vitale beroepen. Naast artsen en apothekers vermeldde hij ook steevast verpleegkundigen, ambulancepersoneel, mensen bij politie en brandweer, leraren, medewerkers in het openbaar vervoer, schoonmakers, vakkenvullers en beveiligers. Een enkele keer vermeldde hij ook medewerkers van datacenters, krantenbezorgers en maaltijdbezorgers.  Er is geen reden om te twijfelen aan de oprechtheid van Ruttes waardering voor degenen die volgens hem het land draaiende houden.

Terugkijkend op bijna tien jaar premierschap van Rutte, staan de loftuitingen echter in schril contrast met gemaakte beleidskeuzes. Het merendeel van de opgesomde werknemers is lageropgeleid. Los van de artsen verdienen de meesten van hen grofweg tussen een minimum en een modaal inkomen. Juist die brede groep is onder Ruttes premierschap in de verdrukking gekomen. Dit komt duidelijk tot uiting op de beleidsterreinen arbeidsmarkt, woningmarkt en rechtspraak.

Internationaal gezien heeft Nederland met bijna 40 procent van de beroepsbevolking een extreem hoog aantal flexwerkers. Veruit de meesten van hen zijn lageropgeleid. De nieuwe Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) was in januari nog maar net ingegaan toen zowel de commissie Borstlap als de WRR lijvige aanbevelingen presenteerden over welke hervormingen echt nodig zijn op de arbeidsmarkt. De Wab voorziet slechts in een prikkel om flex terug te dringen, werkgevers moeten voortaan een hogere WW premie voor flexwerkers betalen, maar dat zal onvoldoende uithalen. 

De vérstrekkende visies uit beide rapporten maken het gebrek aan ambitie van de Wab pijnlijk duidelijk. De resterende kabinetsperiode van Rutte III is te kort om nog serieus werk te maken van het hervormen van de arbeidsmarkt. Zo blijft de tweedeling voortbestaan tussen degenen die door een vast contract bestaanszekerheid genieten en zij die zich in een uiterst precaire situatie bevinden. Het is ook niet verrassend dat sinds de uitbraak van de coronacrisis de werkloosheid onder flexwerkers het hardst is gestegen.

Vele van de werknemers die door Rutte op het schild worden gehesen, zien zich ook geconfronteerd met een ontoegankelijke en onbetaalbare woningmarkt. Een hypotheek krijgen is door verscherpte regelgeving steeds lastiger en voor flexwerkers vrijwel onmogelijk geworden. Daarnaast zorgt de schaarste in koopwoningen, die te danken is aan een gebrek aan regie op de woningmarkt door de centrale overheid, voor buitensporig hoge huizenprijzen.

De wachttijden voor een huurwoning zijn inmiddels ook buiten de Randstad extreem hoog geworden. Degenen die wel een sociale huurwoning weten te bemachtigen en boven het minimum verdienen, krijgen jaarlijks een fikse huurverhoging. Zo bekostigen verhuurders de heffing die de overheid na de kredietcrisis aan hen heeft opgelegd.

Aanvankelijk was de verhuurdersheffing een tijdelijke maatregel, bedoeld om de reserves van de overheid na het redden van de banken aan te vullen. Al snel werd de heffing een permanent middel om huren marktconform te maken en huurders te motiveren een woning te kopen. Een marktconforme huur in een overspannen woningmarkt betekent echter een hoge huur die niet in verhouding staat tot het woonobject dat gehuurd wordt. Daarnaast blijven koopwoningen door het schrale aanbod buiten bereik van mensen met een bescheiden inkomen.

Ook op de woningmarkt is zo een tweedeling ontstaan tussen de kapitaalkrachtige huizenbezitters en degenen die aangewezen zijn op een huurwoning. De paradoxale uitwerking van dit beleid is dat de laatste relatief en in veel gevallen ook absoluut, hogere woonlasten hebben dan de eerste. Een recent aangenomen motie van de Eerste Kamer, om de jaarlijkse huurverhoging in tijden van corona achterwege te laten, wordt door het kabinet niet uitgevoerd.

Momenteel is het kabinet Rutte III bezig om de tweedeling in de samenleving uit te breiden naar de rechtspraak. Degenen die zijn aangewezen op rechtsbijstand krijgen niet meer automatisch een advocaat toegewezen. Het kabinet werpt bewust drempels op om de gang naar de rechter moeilijker te maken. Het juridiseren van problemen die ook anderszins opgelost kunnen worden, zou zo minder voor moeten komen. In de praktijk betekent dit echter dat de hogere inkomens wel en de lagere inkomens niet, gebruik kunnen maken van het recht.

Al met al is door het beleid onder het premierschap van Rutte een tweedeling in de samenleving ontstaan waarbij het zogenaamde precariaat het onderspit delft. Een steeds groter wordende groep mensen bevindt zich op meerdere fronten van het leven in een uiterst onzekere situatie. Het wordt hen steeds moeilijker gemaakt om zich in de samenleving staande te houden.

Ten grondslag aan de tweedeling liggen politieke keuzes. Uiteraard hebben naast de VVD ook andere politieke partijen aan het beleid van het afgelopen decennium bijgedragen. Als grootste partij heeft de VVD onder leiding van Rutte echter veruit de meeste en ook een constante invloed op het beleid uitgeoefend.

In een recent Kamerdebat merkte Rutte op dat Nederland ‘in de kern diep socialistisch’ en bij uitstek een Rijnlands model-land is. De beleidskeuzes die onder Ruttes premierschap zijn gemaakt laten echter een heel ander beeld zien. In plaats van het Rijnlands model te volgen, waarbij de scherpe kanten van de vrije markt door de overheid worden afgezwakt, hangt Rutte het Angelsaksisch model van ongebreidelde marktwerking aan. Met een recessie in het vooruitzicht ten gevolge van de coronacrisis, belooft dat weinig goeds voor de werknemers die de premier zo waardeert.

Foto: Mohamed Hassan

Vrij Links lijn

Vrij Links is een meerstemmig platform. Tenzij anders vermeld, spreken auteurs op persoonlijke titel.