De wereld is in de ban van het coronavirus. Van Azië naar Europa en nu ook in de VS kiezen steeds meer landen ervoor drastische maatregelen te nemen om dit virus in te dammen. Ook de economische effecten zijn vérstrekkend. De wereldeconomie blijkt uitermate fragiel, en een paar slechte dagen lijken fataal te kunnen zijn. Hoe zijn we in deze situatie terecht gekomen?

Allereerst is onze economie slechts zo sterk als de zwakste schakel in de keten. Door het outsourcen van zo ongeveer alle maakindustrie naar China zijn de supply chains extreem lang en complex geworden. Één kink in de kabel en het hele kaartenhuis stort in.

We zagen dit vorig jaar al met de in China geproduceerde medicijnen. Als China niest, voelen wij alle spetters. Dit zorgt ervoor dat een crisis in één enkele regio zich als een olievlek over de hele wereld verspreidt. Dit maakt de wereldeconomie zeer fragiel.

De speculanten op de beurs gooien hierbij nog eens olie op het vuur. Door de nieuwste technologieën kan er in fracties van secondes gehandeld worden. Doordat er nauwelijks restricties op kapitaalstromen zijn, klotst het geld van de ene plek naar de andere. En dit zorgt voor instabiliteit. Deze kapitaalmobiliteit heeft in het verleden bijvoorbeeld de Aziatische Crisis (1997) veroorzaakt.

 Als grote groepen investeerders hun geld weghalen uit landen of en masse aandelen gaan verkopen, kan dat een land vloeren. Ook al is er in de reële economie niets aan de hand. Na de Tweede Wereldoorlog werden kapitaalstromen veel beter gecontroleerd door het Bretton Woods-systeem. Dit om de instabiliteit van de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw te voorkomen. 

Anno 2020 zijn we grotendeels terug bij af. Er hoeft tegenwoordig maar het minste of geringste te gebeuren en het vertrouwen in de economie is compleet weg, met alle verstrekkende gevolgen die daarbij horen. 

Wat zijn dan de langetermijnoplossingen? 

Allereerst moeten we een Europese importheffing introduceren op Chinese goederen. Is dat wel eerlijk, hoor ik je denken? In een aantal gevallen wel. Landen als China en India geven flinke exportsubsidies aan producten die bestemd zijn voor het buitenland. Dit is dus oneerlijke concurrentie. Zeker omdat China zelf haar interne markt gesloten probeert te houden voor het Westen. 

China speelt niet volgens de regels, en Europa zou zich veel assertiever moeten opstellen teneinde een deel van de maakindustrie weer op Europese bodem te krijgen. Het doel is hier niet om de Europese markt volledig te sluiten, maar er moet wel een soort tegenwicht gevonden worden jegens de agressieve exportpolitiek die China en India bedrijven. Een bijkomend voordeel: door minder olietankers op de oceanen bespaar je ook nog op CO2-uitstoot.

Ten tweede moeten we de regels op kapitaalverplaatsing aanscherpen. Dit kan via restricties of belastingen. Je zou de kapitaal- en geldmarkt kunnen zien als een soort financiële snelweg. Op een snelweg moet je ook regels hebben. Aan welke kant rijden we, wat is de maximumsnelheid, hoe voegen we in, et cetera. Als we deze regels niet hadden, zou het op de weg een grote chaos worden. Zo werkt het op kapitaalmarkten dus ook. 

Oorspronkelijk was het doel van het in 1945 opgerichte IMF om deze kapitaalstromen te beteugelen. In de jaren ’80 en ’90 is er door dit instituut echter een neoliberale koers gevaren. Daar plukken wij nu de wrange vruchten van. We moeten terug naar een kapitaalmarkt met duidelijke regels.

Laten we allereerst met zijn allen ons stinkende best doen om het virus uit te bannen. Nadat dit gelukt is, kunnen we terug naar de economische tekentafel.

Vrij Links lijn

Vrij Links is een meerstemmig platform. Tenzij anders vermeld, spreken auteurs op persoonlijke titel.