Gouden tijden

Het zijn gouden tijden voor kunstenaars. Twee routes leiden naar het goud.

De makkelijkste route is de Route van de Assimilatie, het pad dat over vlak land voert.

Je wil als kunstenaar in grote theaters staan. Je wil subsidie voor een film. Je wil een roman publiceren. Je wil in het museum voor moderne kunst exposeren.
Maar je hebt geen talent.
Of te weinig.
De poorten van de kunstwereld blijven gesloten.

Hoe krijg je dan toch toegang tot dat systeem?
Beroep je op onrechtvaardigheid.

Kunstminnaars zijn lieverds. Hun zelfbeeld zegt dat zij mensen met een open geest zijn. Vooroordelen, conservatisme, traditie — dat hoort allemaal bij het plebs, niet bij mensen die van kunst houden. Denken ze. En het is precies op dat punt dat je deze invloedrijke groep moet bespelen.

Roep bijvoorbeeld dat de canon ‘te wit’ is, ‘te mannelijk’, ‘te heteroseksueel’, ‘te validistisch’. Ongeacht welke canon. Schrijf je j’accuse op in een krant of op Twitter en je zult zien dat de boel als vanzelf in beweging komt. Geen kunstliefhebber wil racistisch, seksistisch of homofoob lijken — dus om die suggestie weg te nemen, komt men in actie. Er gaan poortjes open. Er wordt over quota gesproken. Over diversiteit en inclusie. Over kwetsende woorden, over microagressies. Over veilige ruimtes, veilige kunst, kunst voor iedereen, music for the millions.

Er is zoveel bewegende lucht dat het lijkt alsof je altijd al gelijk hebt gehad met je aanklachten.

De beschuldigingsmethode pas je toe bij elke relevante component van de kunstwereld. Klaag subsidiegevers aan. Klaag uitgevers aan. Klaag de publieke omroep aan. Klaag theaters aan. Klaag de filmwereld aan.

De welwillenden zullen zwichten, bedwelmd door de weeë geur van hun eigen correctheid.

Je roept dat alles anders moet, maar in feite wil je dat de systemen hetzelfde blijven: ze moeten jou slechts toegang verschaffen zonder dat je daar al te veel voor hoeft te doen. Je eist zelfs een streepje voor op anderen omdat er een ‘inhaalslag’ nodig zou zijn — zeg je. Je neemt plaats in jury’s, adviescommissies, raden van cultuur, overlegorganen — zo infecteer je stap voor stap alle gelederen van het systeem, tot het zwak genoeg is om de weinige weerstand die er was op te geven.

Wie jou een gebrek aan talent verwijt, wijs je fijntjes op je gemarginaliseerde positie. De ander wil toch niet beweren dat medium-bruine, homoseksuele trans mannen in een rolstoel geen talent zouden hebben?

Dit is assimilatie. Gouden bergen zijn je deel. En het leuke is: niet jij assimileert, maar de ander.

De tweede route vergt meer van je. Veel meer. Om te beginnen: talent.
Dit is de Route van de Contramine.

Het is de route die het allermoeilijkste van je vraagt: het onzegbare onder woorden brengen, het ontoonbare in beeld brengen, in klanken vervatten waar niemand graag naar luistert.

Het kan een eenzame route zijn. Je moet de spot durven drijven met alles — inclusief je eigen denkbeelden. Dat is het eerste wat je moet doen: jezelf ter discussie stellen. Je geest in gevaar brengen. Je moet spugen op je afkomst. Op je collega’s. Op je eigen kunstvorm. Niet uit haat, nee: je doet onderzoek. Met een sloophamer ben je op zoek naar de waarheid. Je moet de lelijkheid afbreken om de schoonheid te vinden.

Het betekent dat je instituten aanklaagt, niet omdat de activistische mode dat voorschrijft maar omdat de instituten laffe nepkunst in stand houden. De canon? Die moet je niet willen uitbreiden. Dat is iets voor meeloopkunstenaars. De contramine-kunstenaar wil de canon slopen, niet alleen de bestaande canon maar het hele idee van een canon, omdat een canon een museum is, een dierentuin.

Canons, musea en dierentuinen: ze temmen de wilde leeuw die het kunstwerk van oorsprong is. Ze zetten er tralies voor, transparant glas, afzetpaaltjes. Bij de uitgang, in de giftshop, kun je een knuffelbeest van het kunstwerk kopen.

(Een getemde leeuw kan nog steeds een mens aan flarden scheuren, al wordt de kans geminimaliseerd. Heb die leeuw lief. Richt je pijlen niet op kunst die ooit controversieel was maar nu gedomesticeerd is. Het kunstwerk is daar niet schuldig aan.)

De contramine-kunstenaar moet er rekening mee houden dat mensen haar zullen haten. Dit is goed.

Je hoeft de controverse niet op te zoeken — ze vindt je toch wel. Salman Rushdie was niet op een fatwa uit toen hij The Satanic Verses schreef — hij kreeg hem ongevraagd over zich uitgesproken. Barnett Newman wilde niemand kwaad maken met zijn Who’s Afraid of Red, Yellow and Blue-schilderijenserie, toch werden twee van de vier doeken aangevallen door doorgeslagen museumbezoekers. Pim Lammers deed met zijn verhaal Trainer geen poging pedofilie te verheerlijken, toch werd het, jaren nadat hij het geschreven had, zo opgevat — wat leidde tot doodsbedreigingen aan het adres van de auteur.

Er zijn altijd mensen die je zullen haten om wat je maakt.

Je hebt ook relkunstenaars. Professionele grensoverschrijders. Maar wie alleen op zoek is naar een rel, heeft even lege motieven als de talentloze die het systeem wil binnendringen omdat het systeem zo aantrekkelijk is. Kunstenaar willen zijn is hun motief. Niet: kunst maken.

Als contramine-kunstenaar weet je: wat je ook maakt, van links tot rechts kunnen mensen kwaad op je worden. Niet omdat je van kwade mensen houdt, maar omdat je eerlijk hebt willen zijn, authentiek, oorspronkelijk.

Daarom haten dictatoriale regimes de kunstenaar. Eerlijkheid is de vijand van de dictatuur.

Mensen zullen roepen dat je werk beledigend is — omdat ze beledigd zijn. Mensen zullen roepen dat je werk smakeloos is — omdat hun smaakpapillen onderontwikkeld zijn.

Ze zullen roepen dat je respect moet tonen. Ze denken dat respect betekent: liegen. Meepraten met de massa.

Mensen zullen je haten omdat ze zien hoe vrij je bent en hoe onvrij zij zichzelf hebben gemaakt. Je bent aanstootgevend, niet omdat je aanstootgevend wilt zijn, maar omdat mensen nu eenmaal graag aanstoot nemen.

Omarm dat droeve gegeven.

Probeer niet krampachtig om mensen van jou of je werk te laten houden: je ontvangt slechts leugens en hypocrisie.

De liefde die je spontaan krijgt aangeboden — dat is ware liefde. Je publiek heeft zich ergens overheen moeten zetten. Je afstotelijke persoonlijkheid. Je dissonante klanken. Je afschrikwekkende eerlijkheid. Je schurende formuleringen. Je onuitstaanbare eigenzinnigheid. Je ongrijpbare stijl. Je schokkende beelden. Je lak aan hún moraal.

Wie desondanks van je kan houden, houdt ook écht van je.

Wie desondanks van je werk kan houden, houdt ook écht van je werk.

Omarm de cancelcultuur. Juich wanneer je werk mensen woedend maakt. Vier de boekverbranding. Lach je wezenloos om de diversiteit & inclusie-criteria van de kunstfondsen.

Eet gras zolang de kaviaar in handen is van de conservatieve klasse. Zegen de religieuze zeloot die jou in naam van zijn doofstomme god wil laten zwijgen. Prijs de grenzen die anderen je proberen op te leggen.

Hoe meer grenzen, des te eerder zul je controversieel worden gevonden. Streef daar niet naar, maar wees eerlijk — dan gaat het vanzelf. De haatdragenden zijn machteloos tegenover de oerkracht van werk dat niet gemaakt is om te behagen. Hun verontwaardiging is impotent.

Het echte kunstwerk is krachtiger dan modieus activisme, krachtiger dan benepen moraal, krachtiger dan conservatisme, krachtiger dan religie.

Voorwaar, het zijn gouden tijden voor de contramine-kunstenaar.