Volgens artikel 23 van de Grondwet ontvangen openbare en bijzondere scholen op gelijke wijze financiering van de overheid. Bijzondere scholen zijn scholen op religieuze grondslag, zoals christelijke, joodse of islamitische, en scholen met een bijzondere pedagogische basis, zoals Jenaplan en Montessori. Onderwijs op religieuze grondslag staat al lang ter discussie, ook door jongeren zelf. Wordt het niet tijd naar hun ervaringen te luisteren en de rechten van kinderen te respecteren, zeker van kinderen vanaf 12 jaar? Daarom een eenvoudig en praktisch voorstel om in artikel 23 ruimte te maken voor hun rechten. 

Lale Gül, auteur van het boek Ik ga leven, zegt dat het haar redding is geweest dat er geen islamitische school in haar buurt was. Als kind heeft ze geleden onder de orthodoxie en beperkingen in haar ouderlijk huis en omgeving. Op de openbare middelbare school kwam ze in contact met andersdenkenden en ging er een wereld voor haar open. Ze kreeg meer begrip voor anderen en leerde er vrij te denken. Haar jongere zusje moest later wél naar een islamitische middelbare school, waar ze in dezelfde bubbel als thuis terecht kwam. Lale Gül is daarom fel voorstander van seculier, vrij onderwijs.

Ronit Palache is dat ook, schreef ze in de Volkskrant van 24 oktober. Zij bezocht in haar jeugd een joodse middelbare school en vindt dat een te eenzijdige omgeving voor een opgroeiende jongere. Thuis en school bevestigen elkaar en dat gaat ten koste van de vrijheid van de leerlingen. Het is volgens haar prettig en fundamenteel om één plek te creëren, los van het gezin, de gemeenschap, het gebedshuis, waar leerlingen niet bang hoeven te zijn voor de toorn Gods. Zij vindt dat er in een seculier schoolsysteem wel degelijk over God kan worden gesproken, maar dan wel vanuit een pluriforme invalshoek.

Ook op streng christelijke scholen komt de vrijheid van jongeren in de verdrukking, wanneer de opvattingen van die scholen als de enige waarheid worden gepresenteerd en andere opvattingen taboe zijn. Jongeren zijn zichzelf aan het ontdekken en voelen zich afgewezen, bijvoorbeeld wanneer op deze scholen homoseksualiteit wordt afgekeurd en anti-homoverklaringen worden gehanteerd. Recent nog kwam een reformatorische scholengemeenschap in Gorinchem in opspraak. Oud-leerlingen van die school vertelden dat zij door de school gedwongen werden hun homoseksuele gevoelens ‘op te biechten’ aan hun ouders, ook als ze daar nog niet aan toe waren. Als ze weigerden, dan vertelde de schoolleiding het zelf aan de ouders. 

Al jaren vinden velen dat het bed van artikel 23, dat in 1917 is opgemaakt, ruim honderd jaar later wel eens kan worden opgeschud. In 1917 leefden mensen vanzelfsprekend in hun eigen zuil, vanaf de kraamzorg tot de uitvaart en daartussen in de sport, zorg, vakbond en huwelijk; alles gebeurde binnen de eigen zuil. Onderwijs binnen de eigen zuil hoorde daar vanzelfsprekend bij. Zelfs de boodschappen werden gedaan bij de bakker of slager van het eigen geloof. Met als giller achteraf de katholieke of gereformeerde geitenfokvereniging! Tja, waarom eigenlijk?

Ook de positie van kinderen was in 1917 heel anders dan nu. Men was pas meerderjarig op de leeftijd van 21 jaar, mannen mochten pas stemmen op de leeftijd van 25 jaar (vrouwen mochten helemaal nog niet stemmen; hun stemrecht kwam pas enkele jaren later) en mensen hadden tot 30 jaar (!) toestemming van hun ouders nodig om te trouwen. De samenleving van toen bestaat niet meer: mensen laten zich minder door religie leiden, de zuilen zijn omgevallen en kinderen hebben meer rechten gekregen. 

Ondanks al deze veranderingen is artikel 23 gewoon overeind gebleven, een merkwaardig overblijfsel van een eeuw die al lang voorbij is. “Aan de slag dus!” zeggen voorstanders van afschaffing van artikel 23. Geen onderwijs meer op religieuze grondslag. Kinderen moeten niet worden voorbereid op een leven in een eigen zuil, maar in een open, pluriforme samenleving. 

Maar – afschaffing van artikel 23 gaat zomaar niet. De gevestigde belangen in het onderwijs zijn groot. Zo’n 70 procent van de scholen behoren tot het bijzonder (merendeels religieus) onderwijs en willen dat graag zo houden. Ze staan pal voor hun eigen religieuze zuil, terwijl de samenleving om hen heen zich bruisend beweegt en vernieuwt. Sommige politieke partijen doen af en toe een poging tot verandering, maar geven het al gauw op. De weerstand is te groot.

Ook de Onderwijsraad, een belangrijk adviesorgaan van de overheid, wil artikel 23 graag laten zoals die is, volgens een recent advies. Iets meer aandacht voor burgerrechten en de democratische rechtsstaat binnen scholen zou wel fijn zijn en iets meer controle daarop door de onderwijsinspectie eveneens. Maar artikel 23 hoeft hiervoor niet op de schop, aldus de Onderwijsraad. Artikel 23 in beweging krijgen lijkt bij voorbaat trekken aan een dood paard; zonde van de moeite.

Artikel 23 laten zoals het nu is, is echter in strijd met de rechten van kinderen. Steeds meer kinderen hebben er moeite mee in het geloof van hun ouders te worden geperst, zoals verwoord door Lale Gül, Ronit Palache en de oud-leerlingen van de scholengemeenschap in Gorinchem. Dat kan best anders en dat moet ook anders. In onze wetgeving is het al tientallen jaren een aanvaard principe dat kinderen niet in één keer van onmondige, afhankelijke baby’s en kleuters, hup, springen naar verantwoordelijke volwassenen van 18 jaar. Nee, kinderen krijgen vanaf 12 jaar geleidelijk aan meer rechten, zodat ze een geleidelijke groei doormaken naar volwassenheid.

De zogeheten leeftijdsladder maakt dit inzichtelijk. Hoe ouder je wordt, hoe meer je mag van de wet, maar ook hoe meer verantwoordelijkheid je krijgt. Een kind van 12 jaar mag bijvoorbeeld meepraten over een medische behandeling of zichzelf registreren als orgaandonor, terwijl een jongere van 16 jaar daarover helemaal zelf mag beslissen. Bij echtscheiding van de ouders kunnen kinderen vanaf 12 jaar worden gehoord door de rechter, bijvoorbeeld over de vraag bij welke ouder ze willen wonen. Recent wilde een jongen van 12 jaar zich laten vaccineren tegen corona, terwijl zijn vader hem dat verbood. De jongen stapte naar de rechtbank in Groningen en die stelde de jongen in het gelijk

Het ligt voor de hand om de leeftijdsladder ook toe te passen in artikel 23 en kinderen vanaf 12 jaar meer rechten te geven.

Daarom dit voorstel: tot 12 jaar blijft artikel 23 zoals het is – onderwijs op religieuze grondslag (door de overheid gefinancierd) blijft bestaan en ouders kunnen daar zelf al dan niet voor kiezen. In het basisonderwijs verandert hierdoor niets. In het reguliere vervolgonderwijs vanaf 12 jaar komt er meer ruimte voor de rechten en keuzevrijheid van het kind. Artikel 23 verdwijnt daar, en daarmee ook het religieus verzuilde onderwijs (door de overheid gefinancierd). Religieus onderwijs is vanaf 12 jaar een verantwoordelijkheid van ouders, buiten het reguliere onderwijs. Dit lijkt me een redelijk voorstel dat aansluit bij ontwikkelingen in de samenleving en de rechten van kinderen. 

Dit voorstel komt niet voort uit kritiek op het gehele onderwijs op religieuze grondslag. Integendeel, in de praktijk doen veel scholen het prima, ze gaan met hun tijd mee en respecteren de vrijheid van leerlingen met een diverse achtergrond. Het gaat erom dat de wettelijke grondslag van die scholen achterhaald is en moet worden aangepast aan de huidige tijd, zeker voor het onderwijs vanaf 12 jaar.  

Dit voorstel komt evenmin voort uit afwijzing van religie. Integendeel, laten we de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging vooral hoog houden. Die vrijheid geldt tenslotte ook voor kinderen, zoals verwoord door de Libanese dichter en vrijdenker Kahlil Gibran:

Je kinderen zijn je kinderen niet. (…) Zij komen door je, maar zijn niet van je, en hoewel ze bij je zijn, behoren ze je niet toe. Je mag hun liefde geven, maar niet je gedachten, want zij hebben hun eigen gedachten. Je mag hun lichamen huisvesten, maar niet hun zielen, want hun zielen toeven in het huis van morgen (…)’

Vrij Links lijn

Vrij Links is een meerstemmig platform. Tenzij anders vermeld, spreken auteurs op persoonlijke titel.