“Het is september. Ik kijk naar een reportage op de televisie van de onlusten in San Francisco, die vier dagen geleden begonnen met het doodschieten van een zestienjarige jongen door een politieman. Op het televisiescherm zie ik het vuur dat de winkelpanden verteert, de zonderling platte vormen van de doden en gewonden die op straat liggen, uitrukkende brandweerwagens, zenuwachtige politiemannen op het hoofdkantoor; alles spookachtig klein en schimmig. De nachtmaa is verlicht door het vuurwerk van brandende auto’s, een houtfabriek vlamt als een fakkel. De demonstranten houden borden omhoog waarop hun kreten staan neergeschreven: Where is justice in this country? – Why shoot the poor? – S.O.S. Freedom fighters. – Before we’ll be a slave we’ll be buried in our grave. Troepen van de Nationale Garde zijn in de stad gearriveerd.”

Aan het woord is Inez van Dullemen die voor de Volkskrant reisbrieven schreef. Het is niet september 2020, maar september 1966. Wie die reisbrieven nu leest kan zich nauwelijks voorstellen dat er sindsdien ruim vijftig jaren verstreken zijn. Alleen de woordkeus herinnert ons eraan dat de brieven meer dan vijftig jaar oud zijn:

 “Senator Robert Kennedy verschijnt in beeld […] en verklaart met zijn bekende onstuimigheid dat de gehele Natie zich moet inspannen om een programma van herscholing in het leven te roepen om de werkloosheid te bestrijden.”

De Nederlandse schrijfster reist een paar jaar later ook door het zuiden en gaat op bezoek bij de Black Muslim-farm in Georgia, hoewel vrienden in Athens hadden gezegd dat ze nooit toegelaten zou worden:

“‘De Black Muslims […] beschouwen de blanken als Witte Duivels, lees Malcolm X er maar op na. Zij huldigen het principe van de apartheid.’ De leider van de Black Muslim-farm legde uit waarom: ‘Als je Black Muslim bent, heb je tenminste niet zoveel tijd nodig om te integreren, om je aan te passen aan de blanke maatschappij, te concurreren, je op te vreten om de beledigingen: dat alles neemt kracht van ons weg, het ondermijnt als een soort ziekte.”

Van Dullemen liet het allemaal op zich inwerken en kreeg er  begrip voor. Net als Van Dullemen besteedt ook Abram De Swaan in zijn Amerika in Termijnen (1967) veel aandacht aan de Black Power beweging:

“Black Power is zoals gezegd zwarte macht voor zwarte gemeenschap: economische macht en politieke macht. […] Het blijft onuitgesproken, maar wie Black Power zegt, zinspeelt soms op een eindafrekening, op de grote wraakoefening van zwart Amerika na drie eeuwen onderdrukking. Blank Amerika heeft een kwaad geweten en elke onderdrukker heeft heel diep in zijn achterhoofd de angstdroom van de grote omkering der rollen.”

Van Dullemen en De Swaan zijn enkele van de vele schrijvers en journalisten die in de afgelopen honderdvijftig jaar de VS bezochten en daarover in de vorm van politieke en sociologische reisverslagen berichtten. De rassenscheiding in de VS en harde strijd tegen rassendiscriminatie die in alle deze reisverslagen aan de orde komen, houden mij al heel lang bezig. Veertig jaar geleden maakte ik er als gastonderzoeker in Berkeley kennis mee.

Gelijkberechtiging, vooroordelen en segregatie

Wat mij bij (her)lezing van deze reisliteratuur schokte, is dat al die schrijvers, hoe verschillend ook van politieke visie en van tijd, opvallende overeenkomsten vertonen in hun observaties op dit terrein: de verontwaardiging en de verwondering, maar ook het vaak impliciete – en soms ook expliciete – rassenvooroordeel in de reisverslagen zelf.

Dat laatste geldt vooral voor de reisverslagen uit de 19e eeuw, die duidelijk maken hoezeer de Amerikaanse maatschappij van meet af aan gekenmerkt wordt door rassensegregatie. Het verzet tegen de impliciete en expliciete white supremacy is al even oud. De Black Lives Matter-beweging staat in een lange traditie.

Alexis de Tocqueville (1805-1859) werd in 1835 op slag beroemd met zijn Over de democratie in Amerika, een historisch-sociologische verhandeling over de verbazingwekkende gelijkheid in Amerika. Die sociale gelijkheid had volgens hem twee grondoorzaken: het ontbreken van een aristocratie en de vorm van erfrecht die in de VS bestond. Kinderen deelden op voet van gelijkheid in de erfenis van hun vader, anders dan in Frankrijk waar de oudste zoon het land van zijn vader erfde. Het fortuin dat iemand gemaakt had werd dus snel weer verdeeld. Zo maakt in de VS iedereen uiteindelijk deel uit van de middle class.

In die democratische maatschappij van immigranten is echter niet voor iedereen plaats. De oorspronkelijke bewoners van het continent krijgen de keus tussen vernietiging of volledige aanpassing. Aanpassing lukt niet, laat Tocqueville weten. Hij heeft sympathie voor de native Americans, maar ziet dat ze het slachtoffer worden van genocide.

Nog anders is het lot van een groep van immigranten die niet vrijwillig gekomen zijn: de Afrikaans-Amerikanen. Tocqueville voorspelde dat met de afschaffing van de slavernij het rassenprobleem niet zou zijn opgelost. Hij maakte een scherp onderscheid tussen wettelijke vormen van onderdrukking en de vooroordelen jegens zwarte Amerikanen; hij voegde daaraan toe dat die vooroordelen sterker worden naarmate de wettelijke gelijkberechtiging vordert.

De oorzaak daarvan is simpel, zegt Tocqueville: waar de slavernij in de VS wordt afgeschaft is dat niet ten behoeve van de zwarte bevolking, maar ten behoeve van de blanken. De slavernij was simpelweg te duur geworden: loonarbeid was goedkoper en efficiënter. Arbeiders werken harder dan slaven; bovendien hoefden de grootgrondbezitter hun arbeiders niet meer te onderhouden als ze oud en ziek werden. De sociale en economische ongelijkheid, de cultuurverschillen en de vooroordelen zijn met de afschaffing van de slavernij echter niet verdwenen. Tocqueville merkte op dat de segregatie tussen blank en zwart in de noordelijke staten, waar de slavernij al was afgeschaft, veel sterker en scherper was dan in het zuiden.

Segregatie na slavernij

Tocqueville kon in 1835 niet weten dat dertig jaar later de slavernij ook in het zuiden zou worden afgeschaft door de federale troepen uit het noorden; en dat nog eens veertig jaar later de aldus bevrijde slaven massaal naar het noorden zouden trekken op zoek naar werk. In 1910 woont nog 90 procent van de zwarte Amerikanen in het zuiden. In 1970 is dat nog maar 50 procent.

Werk vonden ze er inderdaad, vooral in de voedsel- en auto-industrie in Detroit, Chicago, Philadelphia, New York en Washington, maar ook in Los Angeles en Oakland. Er was in het noorden steeds meer behoefte aan goedkope fabrieksarbeid. Maar de ruimtelijke en sociale segregatie zou in het noorden veel sterker zijn dan hij in het zuiden ooit geweest was. Dat had Tocqueville al in 1835 heel scherp gezien. Zijn observaties waren een inspiratie voor vele reizende schrijvers na hem.

In 1880 en 1881, vijftien jaar na de afschaffing van de slavernij, reisde de hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad, Charles Boissevain, naar de VS. Zijn reisverslag bevat een gedetailleerde analyse van het moderne kapitalisme dat in de VS groeit en bloeit. Boissevain is één en al bewondering voor de energie en de sociale gelijkheid in de nieuwe wereld.

Waar Tocqueville de rassenverhoudingen vooral analyseert, worden ze door Boissevain slechts beschreven, en wel in zo kinderlijke termen dat men zich afvraagt of de hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad op de hoogte was van het slavernijverleden (wat, zo blijkt later, wel degelijk het geval was). Er is in het noorden vrijwel niets dat niet indrukwekkend of prijzenswaardig is. Ook de politieke verhoudingen komen aan bod:

“Een van de meest onbegrijpelijke zaken in Amerika scheen mij ook hier [in Boston] de vrijpostige, goed gehumeurde, maar vrij onbescheiden wijze, waarop men de eerste mannen van den staat behandelt.”

Hoe anders is Boissevains oordeel over het zuiden. Vanaf het moment dat hij in New Orleans aankomt staat het rassenvraagstuk centraal. Boissevain is een verklaard tegenstander van de slavernij. Hij noemt de slavernij “een vervloekt stelsel”, niet alleen omdat het onmenselijk is om medemensen als dieren te behandelen, maar ook omdat de slavernij een economisch systeem in stand houdt dat naar zijn diepste wezen aristocratisch is, want niet gebaseerd op vrije arbeid. Boissevain vergelijkt de plantage-economie met de feodaliteit onder het Ancien Régime, maar dan gedegenereerd door de slavernij. In dat opzicht is hij een volgeling van Tocqueville. En net zoals in Frankrijk de Revolutie onvermijdelijk was, zo was dat in de Verenigde Staten het geval met de Burgeroorlog. Maar zoals Tocqueville voorspeld had, waren met de afschaffing van de slavernij de problemen niet opgelost.

Ondernemende landverhuizers trokken tijdens en onmiddellijk na de burgeroorlog vanuit het noorden naar het zuiden, en mobiliseerden de zwarte bevolking politiek als electoraat van de Republican Party. Waarom stemden de voormalige slaven nu juist op die partij? Boissevain wijst op “een sterk gevoel van loyauteit voor de partij, die hun de vrijheid schonk.” Dat collectieve besef van verbondenheid met de Republikeinse partij wordt hen door Boissevain zwaar aangerekend, en in een schokkend racistische passage stelt hij zwarte kiesgerechtigden gelijk aan “schapen met een stembriefje”.

Democraten en Republikeinen: (niet) heel anders?

In 1881 vertegenwoordigde de Democratic Party in de zuidelijke staten de voormalige slavenhouders, en de Republikeinen de voormalige slaven. Pas in de jaren zestig van de 20e eeuw zouden – met de komst van John F. Kennedy – die politieke allianties gaan wisselen. Vanaf dan stemmen de blanken in het zuiden steeds vaker op de Republikeinse presidentskandidaat en stappen de zwarte en latino kiezers steeds vaker over op de kandidaat van de Democraten.

In 1882 gaapt er nog een diepe kloof tussen de zuidelijke Democraten en de Republikeinen. De hoofdredacteur van de Tribune zegt tegen Boissevain dat Republikeinen “zedelijk verdorven zijn” vanwege hun inzet voor … rassengelijkheid.

Deze 19e-eeuwse Republikeinen, die destijds de steun hadden van de zwarte kiezer, waren ook niet zonder racistische vooroordelen, laat Boissevain zien. Ook hij zelf weigert de politieke loyaliteit van de voormalige slaven aan de partij die de slavernij afgeschaft had als een rationele keuze te beschouwen. Dat is tamelijk verbijsterend, ook al omdat Boissevain van de slavernij niets moet hebben en ook niet van de methodes van de Ku Klux Klan, die erop gericht zijn te verhinderen dat de voormalige slaven en hun nakomelingen gebruik maken van het stemrecht en van hun burgerrechten. Dat beschouwt hij weliswaar als een groot onrecht, maar tegelijkertijd is dat stemrecht voor zwarte Amerikanen ook volgens Boissevain een mixed blessing, in een opnieuw schokkend racistische passage: “Dat zij tot een lager ras behooren dan het onze; dat hun geestelijke vermogens, hun vatbaarheid voor zelfbedwang geringer zijn, kan dunkt mij niet ontkend worden, [zelfs] al houdt men rekening met de gevolgen van eeuwenlange, verlagende slavernij.” 

Als de voorman van de gereformeerde ‘kleine luyden’ in Nederland, de grote Abraham Kuyper, bijna twintig jaar later de VS bezoekt om in Princeton een eredoctoraat te ontvangen, schrijft ook hij een reeks reisbrieven. En ook hij vindt Amerika een geweldig land:

“Het lijdt geen twijfel of Amerika is Europa in de ontplooing van de maatschappelijke veerkracht en in de opheffing van ons menschelijk leven tot hooger standpunt vooruit.”

Kuyper ziet in Amerika dezelfde ‘vrijpostigheid’ als Boissevain. Kuyper waardeert die (nog) meer dan Boissevain. Hij raakt niet uitgepraat over deze ‘democratische’ cultuur. En waar Tocqueville er de nadruk op legde dat er in Amerika vrijwel geen rijken zijn, daar beklemtoont Kuyper dat er bijna geen armen zijn.

Maar dan verschijnt ook bij Kuyper de zwarte Amerikaan op het toneel. Net als Boissevain valt het hem op dat het bedienend personeel vrijwel overal zwart was. Ook Kuyper maakt racistische observaties, die door hem worden teruggevoerd op de slavernij. Kuyper neemt het wel op voor de zwarte redacteuren van de Daily Record die in conflict raken met white supremacists.

Raciale segregatie in het zuiden

In het zuiden zou – anders dan in het noorden – de maatschappelijke en ruimtelijke segregatie van blank en zwart die na de Burgeroorlog was afgeschaft, na 1890 opnieuw een wettelijke basis krijgen. Kennelijk ging die door de blanken gewenste rassenscheiding in het zuiden niet vanzelf. Daar moesten Justitie en de Ku Klux Klan aan te pas komen, gesteund door het Witte Huis. Vooral president Woodrow Wilson (1913-1921) was een warm voorstander van de segregatie. Er kwamen op de ministeries gescheiden kantines, gescheiden toiletten en gescheiden werkruimtes.

Deze rassenwetten zouden pas in de jaren zestig van de vorige eeuw definitief worden afgeschaft. Dat gebeurde onder druk van de civil rights movement, die wereldwijd de aandacht trok en die de aanleiding vormde voor een nieuwe reeks van reisverslagen. Terwijl Inez van Dullemen haar reisbrieven voor de Volkskrant schreef, maakte Abram de Swaan zijn reisverslagen voor de VPRO. De Swaans observaties uit 1966 bevestigen die van Tocqueville – van meer dan een eeuw daarvoor: De rassenleer bestaat in het naoorlogse Amerika niet meer, maar de segregatie is daarmee nog niet verdwenen. Integendeel.

“Het doordeweekse racisme [in het noorden] heeft geen organisatie nodig, niet eens een rassentheorie, zelfs nauwelijks racisten. Het is allemaal een kwestie van stijl, van gevoel voor verhoudingen, van etiquette. … Niemand is “bevooroordeeld”. Maar toevallig blijkt bijna iedereen bezwaren te hebben tegen een bepaald soort mensen, die dan al even toevallig wel allemaal zwart blijken.”

In 1985 publiceerde ook de schrijver Cees Nooteboom zijn impressies in een serie reisbrieven. De eerste dateert van februari 1972, de laatste oktober 1985. De brieven staan vol met barokke beeldspraken, die de analyses van Tocqueville en De Swaan illustreren.

In de zuidelijke staten is het aristocratische convivium van blank en zwart in de loop van de twintigste eeuw vervangen door een schrijnende apartheid. Dat weerspiegelt zich in zijn reisbrieven, waarin zwarte Amerikanen alleen figureren als taxichauffeur, ober, schoenpoetser of hobo. In de theaters of in de musea die Nooteboom bezoekt lijken ze volstrekt afwezig. Een zwarte schrijver heeft hij nooit gelezen. Het lot van de native Americans maakt bij hem meer emoties los dan dat van de zwarte Amerikanen.

In het spoor van Steinbeck

De laatste tien jaar is een aantal babyboomers opnieuw naar Amerika getrokken om te zien wat er de laatste vijftig jaar veranderd is. De nostalgie zit daarmee opgesloten in het doel van de reis. Het begon in 2012 met de bestseller van Geert Mak, Reizen zonder John. Op zoek naar Amerika. Mak maakt met zijn vrouw dezelfde reis die John Steinbeck vijftig jaar eerder met zijn hond maakte. Hij observeert wat er zoal veranderd is in die halve eeuw.

De veranderingen zijn bijna nooit te goede geweest. Mak ziet een continent in verval. Uitgewoonde binnensteden, leeggelopen platteland. Hij ontmoet – net als Nooteboom – heel weinig zwarte Amerikanen. Dat komt ook omdat hij reist in de voetsporen van John Steinbeck. Hij reist vooral op het platteland. Hij is wel even in Detroit:

“Toen John Steinbeck hier passeerde [in 1960] was 70 procent van de inwoners nog blank. Tien jaar later was het de zwartste stad van Amerika, een belangrijk zwart cultureel centrum met een zwarte burgemeester en een stevige zwarte middenklasse. Er werd alleen steeds minder verdiend, de stad werd steeds armer, de politie corrupter, de criminelen machtiger en gewelddadiger (…) Detroit werd, met het recordaantal van ruim tienduizend onopgeloste moorden, “murder capital” van Amerika.” 

Men zou bijna vergeten dat het verval van Detroit niet veroorzaakt werd doordat de blanken de stad verlieten, maar door de neergang van de auto-, wapen-  en andere industrie. Verder op zijn reis blijkt dat ook New Orleans in de race is voor de titel van “murder capital”. Mak schrijft een huiveringwekkend hoofdstuk over de ontwikkeling van de rassenverhoudingen in New Orleans vanaf de Tweede Wereldoorlog, zoals ook Steinbeck die voor hem al ervoer. Maar ook hier weer lezen we weinig over de neergang van de katoenindustrie.

Vier jaar na Maks Reizen zonder John publiceerde Yvonne Kroonenberg God in Amerika, een reis op zoek naar dezelfde Bible Belt uit 1968, toen Kroonenberg daar in Mississippi bij een gastgezin en in Louisiana op een college-campus woonde.

Omdat haar vader destijds leraar Engels was en geïnteresseerd in de Amerikaanse poëzie, was Kroonenberg in 1968 al bekend met de zwarte literatuur. Haar pleegmoeder, mevrouw Adams, was daar niet van gediend: “‘Zij zijn anders dan wij,’ verklaarde zij boos, ‘ze hebben een heel ander leven, ze gedragen zich anders. Ze lopen zelfs anders. Kijk maar uit het raam. (…) Ze hebben geen fut.’” Niettemin zou haar dochter Kate 47 jaar later verklaren: “Mijn ouders waren volstrekt niet racistisch. Ze hielpen de zwarten. Onze huishoudster was meer een vriendin van mijn moeder dan een werkneemster. Ze leefde zo mee met ons gezin.” Kroonenberg heeft in 2015 indringende gesprekken gevoerd met veel Amerikanen, maar geen van hen was Afrikaans-Amerikaan.

Van Wilson naar Biden

George Harinck (62), hoogleraar aan de VU, reisde in februari 2016 door de VS, in het spoor van Abraham Kuypers reis naar Princeton om een eredoctoraat in ontvangst te nemen. Harinck spreekt uitvoerig met Imani Thornton, een zwarte leider van een sit-in die in november 2015 in de Nassau Hall (!) werd gehouden:

“Je behoort bij een minderheid, de meeste studenten zijn blank. Dat geeft op zich niet, maar het betekent voor mij dat ik me moet verdiepen in een andere cultuur. Als je hier komt als blanke student is dat niet nodig: dit is een blanke universiteit. […] Er loopt dus een breuklijn door de universiteitsgemeenschap die door de meerderheid niet wordt opgemerkt.”

Toch heeft de sit-in uit 2015 resultaat gehad. In juni 2020 – bijna vijf jaar later – heeft de Board of Trustees besloten de naam van Woodrow Wilson niet meer te gebruiken in de aanduiding van de Princeton School of Public and International Affairs. Dat besluit kwam honderdzestien jaar nadat prof. Woodrow Wilson over ‘zijn’ Princeton zei: “The whole temper and tradition of the place are such that no negro has ever applied for admission, and it seems extremely unlikely that the question will ever assume a practical form.”

Het kan dus verkeren – Woodrow Wilson zou zijn ogen niet geloofd hebben als hij de samenstelling van de regering Biden had kunnen zien.

Nieuwe generaties 

Er is ook een jongere generatie Amerikagangers. Geerten Waling schreef reisbrieven in Elsevier en dit jaar verscheen een boek van het voormalige VVD-kamerlid Mark Verheijen. Verheijen spreekt in Chicago met een zwarte Amerikaan die in Mississippi geboren is. Deze man zegt:

“Ik ben een beetje een uitzondering, maar voor de meeste zwarten en latino’s is het lastig hier uit je eigen wereld te stappen. Chicago is volgens mij een van de meest gesegregeerde steden van het land. Zwarten wonen en leven in zuiden van de stad, latino’s in het westen en witte mensen in het noorden. Alleen in het centrum komen ze elkaar tegen, zij het dat witte mensen er komen voor vertier en goedbetaalde functies en de eerste twee groepen er vooral bedienen en schoonmaken.”

Als Waling in Brooklyn een festival bezoekt van Afrikaanse kunst ziet hij een volledig zwart publiek: “[…] van al die blanke hipsters die in Brooklyn een ware invasie vormen, is vandaag geen spoor te bekennen. Terwijl zij zich doorgaans zo graag laten voorstaan op hun open geest en kennis van de wereldculturen, en ook niet vies zijn van festivals.” Altijd maar weer die segregatie, juist daar waar je dat het minst zou verwachten.

Laat ik eindigen met een persoonlijke noot. Nu al weer dertig jaar geleden was ik zelf als gastonderzoeker verbonden aan de Universiteit Berkeley. Tijdens een personeelsuitje naar Oakland ontmoette ik een zwarte vrouw met wie ik een liefdesrelatie kreeg. Zij was recruiter: ze moest voor de universiteit ‘people of color’ zoeken: Berkeley wilde de staf diverser maken, maar men kon zelf geen zwarte Amerikanen vinden. Zelfs de voorzitter van het Department of African American Studies was geen Afrikaanse Amerikaan maar een Haïtiaan. Op 21 mei 1989 vierde ik mijn verjaardag in het huis van mijn vriendin in Richmond. Op dat partijtje had ik ook vrienden van mijn vriendin uitgenodigd, een aantal collega’s uit Latijns-Amerika, en een paar witte collega’s van Berkeley.
Een van hen was hoogleraar aan het Department of History en had zich daar opgeworpen als diversity officer. Hij was druk bezig het curriculum te ‘dekoloniseren’. In de deuropening stond hij stokstijf stil. “I have never been to an integrated party,” sprak hij verbluft. “How did you manage?”

De reisverslagen van Geert Mak, Yvonne Kroonenberg, George Harinck, Geerten Waling en Mark Verheijen wekken niet de indruk dat er in de afgelopen dertig jaar veel veranderd is. Toch is die indruk onjuist. In de laatste vijftig jaar zijn meer Afrikaanse Amerikanen toegetreden tot de politieke, culturele en universitaire elites dan in de honderd jaar daarvóór.

Maar juist in reisverslagen wordt pijnlijk duidelijk dat de rassensegregatie daarmee niet is opgeheven. Schrijvers zijn zich daarvan soms bewust, maar zij kunnen moeilijk voorkomen dat ook zij een door racisme en segregatie vertekend beeld geven van de Amerikaanse samenleving. Segregatie is zichtbaarder in demografische statistieken dan in reisbeschrijvingen.

Van alle analyses die hier behandeld zijn is die van Tocqueville misschien nog wel het scherpst. Hij wijst erop dat de slavernij een desastreuze invloed heeft en zal blijven hebben: “De gevolgen van de slavernij zijn een vloek voor de hele Amerikaanse samenleving, maar voor de afstammelingen van de Amerikaanse slaven wel het meest.”

Afbeelding: YAYimages on Depositphotos

Vrij Links lijn

Vrij Links is een meerstemmig platform. Tenzij anders vermeld, spreken auteurs op persoonlijke titel.