De boerenprotesten worden gezien als de meest recente burgeropstand tegen het elitaire links en krijgen veel lof van de internationale alt-right beweging. Deze opstand tegen het huidige milieubeleid, die een op de drie Nederlandse boeren werkloos kan maken, wordt door Donald Trump, Marine Le Pen, de Deense klimaatscepticus Bjørn Lomborg en mediakanalen als Breitbart, The Federalist, Fox News, One America News en The Spectator vergeleken met de Gele Hesjes-protesten van 2018/19 in Frankrijk, de antivaxbeweging en bijvoorbeeld de Canadese truckersprotesten in 2022. Echter, indien de boerenprotesten succesvol zijn, profiteert juist de boeren- en dierenuitbuitende voedselindustrie hiervan.

Agrifirm, De Heus en ForFarmers zijn drie van de grootste diervoederbedrijven in de wereld. Zij zijn de geldschieters voor deze protesten. Royal A-ware, een zuivelbedrijf dat achter de kaasmerken Royal Orange en Westzaner zit, en de VanDrie Groep, een van de grootste rund- en kalfsvleesbedrijven in Europa, subsidiëren een fonds dat claimt misinformatie over Nederlandse landbouw tegen te gaan. Deze agrovoedingsbedrijven hebben zich aangesloten bij de boerenprotesten, bij de ‘traditionele’ boerenlobby, de ecologische boerencoöperatieven, en milieuorganisaties in het boycotten van gesprekken met de Nederlandse overheid. Ze financieren op z’n minst één van de meest radicale boerengroepen: Agractie. (Groepen die opkomen voor dierenrechten waren niet uitgenodigd bij deze gesprekken.)

Dit alles is zo jammer, want deze partijen moeten een rol spelen in het behoud van een sterke en grote landbouwcultuur in Nederland.

Nederland is na de Verenigde Staten ‘s werelds grootste exporteur van landbouwgoederen. We zijn Europa’s grootste vleesexporteur en de op vier na grootste zuivelexporteur. Om al dat vlees, melk en kaas te produceren hebben we bijna evenveel koeien en varkens nodig als dat we inwoners hebben: 16 miljoen. Tezamen met 100 miljoen kuikens maakt dit dat Nederland de grootste veestapeldichtheid heeft ter wereld. De geproduceerde mest van al deze dieren is een enorme oorzaak van ammoniakverontreiniging. Binnen Europa heeft alleen Malta een hogere emissie per hectare.

Mest kan gebruikt worden in plaats van kunstmest, maar te veel mest verwoest de microben die de grond juist vruchtbaar maken. Vervolgens gaat de ammoniak het grondwater in dat boeren gebruiken om hun gewassen te bewateren, maar ook het drinkwater in wat leidt tot lucht- en watergedragen ammoniakvervuiling. Dit veroorzaakt oog- en neusirritatie en longschade bij mensen en dieren. De schadelijkheid is groot voor kwetsbare planten, insecten en vogels die leven in beschermde natuurgebieden. (70 procent van de insectenpopulatie in Nederland is verdwenen in de afgelopen dertig jaar.)

Sinds in 1990 de EU natuur- en vogelbeschermingswetgeving implementeerde, hebben boerenbedrijven hun uitstoot met 65 procent teruggebracht. Luchtzuiveringstechnologie en verdere hervormingen hebben hierbij geholpen. Ondanks deze maatregelen en de reductie blijft de ammoniakuitstoot zorgwekkend hoog. Verdere reductie zal aanpassingen in de systeemeconomie van boeren vragen. Als we 40 procent ammoniakreductie willen bewerkstelligen in 2030, dan moeten ongeveer 11.000 van de 31.000 veeboeren stoppen de komende acht jaar. De overgebleven boeren moeten óf afschalen óf investeren in innovaties zoals genetisch gemodificeerd dierenvoer en mestschuifrobots.

Nederland heeft een heel grote voedselindustrie. Primaire landbouw en veeteelt is maar 1,4 procent van het BBP, maar dit aandeel stijgt tot 6,4 procent wanneer we verwerking, logistiek, onderzoek en andere aanverwante industrieën erbij betrekken. Een zevende van alle export is afkomstig van onze landbouw en veeteelt.

De meeste Nederlandse boeren hebben een klein boerenbedrijf. De gemiddelde zuivelboer heeft 108 koeien (in de VS is dat gemiddeld 300), de gemiddelde varkensboer heeft 3400 varkens. Deze boerenbedrijven waren vroeger kleiner. Twintig jaar geleden had de gemiddelde zuivelboer 62 koeien, de gemiddelde varkensboer 900 varkens. Sindsdien is ongeveer de helft van de zuivelboeren gestopt, maar de totale hoeveelheid koeien in Nederland is nagenoeg gelijk gebleven. Boerenbedrijven werden gedwongen te groeien door de industrie die grote hoeveelheden goedkoop vlees en zuivel nodig heeft.

Op dit moment zijn er meer dan 50.000 boeren. Het aantal dierenvoer-, pesticiden- en
melkrobotbedrijven kan je misschien wel op een hand tellen. De vijf grootste industriële groothandelaren bezitten 80 procent van de markt. Driekwart van alle zuivelboeren werkt voor FrieslandCampina. Hierdoor hebben boeren een zeer slechte onderhandelingspositie. De winsten zijn laag, zeker op zuivel en vlees. Een op de drie boeren verdient minder dan het minimumloon, terwijl de grote industriëlen, die afhankelijk zijn van de boeren, enorme winsten maken. De vijf bedrijven die de boerenprotesten financieren – Agrifirm, De Heus, ForFarmers, Royal A-ware en VanDrie Groep – hadden een gezamenlijke omzet van €8.7 miljard (1 procent van ons BBP) en een winst van €212 miljoen.

De Rabobank financiert 85 procent van de veeboeren, maar is traag geweest met zijn investeringen in duurzaamheid. Ze dwongen de boeren tot intensieve veeteelt door per boer tientallen koeien te moeten kopen in ruil voor leningen om nieuwe stallen met de beste luchtfiltersystemen en mestverwerkingstechnologie neer te zetten. Dit in plaats van het faciliteren en stimuleren om over te gaan op biologische of andere manieren van duurzaam boeren.

De intensieve veehouderij is echter niet alleen slecht voor de boeren, het is verschrikkelijk voor dieren. Bijna alle varkens en een derde van alle koeien in Nederland brengen hun gehele leven binnen door. Het gemiddelde varken heeft één vierkante meter ruimte om op te leven, het wettelijk minimum. Verveling en opeenpakking zorgen ervoor dat sommige varkens agressief worden. Veel boeren snijden de staarten van biggetjes af om te voorkomen dat deze later door andere varkens afgebeten worden. De meeste melkkoeien sterven na zes tot zeven jaar, terwijl de natuurlijke levensverwachting van een koe vijftien tot twintig jaar is. Meer dan een kwart ontwikkelt uierontsteking door te veel melken. Vallen en verlammingsverschijnselen komen veel voor onder koeien en varkens die moeten slapen en lopen op betonnen vloeren (bijna alle koeien en varkens). Tachtig procent van de koeien krijgt hoefklachten zoals hielerosie en -ontsteking. Éen op de twintig kalveren wordt dood geboren en 7 procent overleeft de eerste drie maanden niet, vaak door ondervoeding omdat ze zuigelingenvoeding kregen in plaats van hun moeders melk.

Vergeleken met de internationale norm zijn deze getallen echter niet eens zo slecht. De dierenwelzijnwetgeving in Nederland is één van de strengste in de wereld en de meeste Nederlandse boeren houden zich hieraan. Dierenwelzijn staat echter op gespannen voet met een lage prijs van zuivel en vlees. Nederlandse boeren kunnen niet tegelijkertijd goedkoop zuivel en vlees produceren voor Nederlandse consumenten, ter waarde van 18 miljard euro zuivel en vlees exporteren per jaar, en 115 miljoen kippen, koeien en varkens een natuurlijk en gezond leven geven. Het prioriteren van dierenwelzijn zal leiden tot hogere prijzen voor consumenten, een reductie van de export, of beide.

Weinig boeren zijn tevreden met het huidige systeem: 64 procent gelooft niet dat de bio-industrie economisch duurzaam is en 84 procent zou willen investeren in meer ecologische veeteelt met een humanere behandeling van dieren. Dit kan alleen als consumenten bereid zijn extra te betalen voor betere producten. Consumenten claimen dit ook te willen: 75 procent zegt bereid te zijn meer te betalen voor duurzaam geproduceerd voedsel en 60 procent wil de bio-industrie volledig verbieden. Echter, uit het gedrag blijkt wat anders. In de supermarkt kiezen de meeste mensen het vaakst voor de goedkoopste vlees- en zuivelproducten. Biologische producten, die meer ruimte per dier en toegang tot de buitenlucht voorschrijven, vormen slechts een marktaandeel van 3 procent en plantaardige vleesvervangers slechts 2,5 procent.

Sommige dingen veranderen wel. De stijging van energie-, voeder- en transportkosten veroorzaakt door de oorlog in Oekraïne, hebben ervoor gezorgd dat plantaardige vleesvervangers voor het eerst goedkoper zijn dan vlees. Voorheen verkochten supermarkten vaak vlees en zuivel op of onder de kostprijs om klanten hun winkel binnen te lokken. Sommige winkels zijn hiermee gestopt en betalen boeren een eerlijke prijs. De meeste supermarkten bieden nu biologische, niet-biologische en plantaardige producten naast elkaar aan. Een aantal jaar geleden nog lagen alle sojamelk en plantaardige vleesvervangers verstopt in hun eigen vegetarische schap, als supermarkten ze überhaupt al verkochten.

Nederland kent twee van de grootste vleeskweekbedrijven ter wereld: Meatable en Mosa Meat. Ze produceren echt vlees dat wordt gekweekt uit dierlijke cellen in brouwerijachtige bioreactoren. Meatable produceerde haar eerste gekweekte varkensworst in juli 2022. Zij kunnen dit product echter niet in Europa verkopen, waar gekweekt, niet geslacht vlees op dit moment nog verboden is. Als kweekvlees door Europa voor verkoop goedgekeurd wordt, kan dit een ongekende impact hebben op de voedselindustrie. De Amerikaanse denktank RethinkX schat dat de helft van al het vee in de Verenigde Staten overbodig zal worden in het komende decennium, omdat dit soort bedrijven uit één gram dierlijke cellen van een levend dier 10.000 kg kweekvlees kunnen produceren. Als de bio-industrie een toekomst heeft dan is dit het.

Veeboeren zouden deze cellen aan vleeskweekbedrijven kunnen verkopen en het vlees van de eigenlijke dieren zou dan verkocht kunnen worden als een luxeproducht, nadat de dieren een lang en gezond leven genoten hebben. Tot niemands verbazing blijkt echter dat veevoerproducenten, grote veetelers en vleesverpakkers bij de EU lobbyen om kweekvlees te blijven verbieden of om te voorkomen dat het ‘vlees’ genoemd mag worden. Plantaardige zuivelvervangers mogen niet als ‘kaas’ of ‘melk’ verkocht worden. Europese boeren ontvingen vorig jaar bijna 40 miljard euro subsidie, maar bedrijven die kweekvlees of sojamelk maken krijgen zulke steun niet.

Boeren kunnen niet geloofwaardig volhouden dat ze zich aan de ene kant niet kunnen veroorloven diervriendelijker en natuurinclusiever te boeren tenzij consumenten meer gaan betalen en aan de andere kant lobbyen tegen concurrenten die goedkoper voedsel maken dat wel degelijk humaner en ecologisch verantwoord geproduceerd wordt. Hetzelfde kunnen we zeggen over de bank- en voedselindustrie, die beargumenteren dat ze de bio-industrie niet kunnen laten vallen aangezien de markt voor producten van hoge kwaliteit te klein is terwijl ze tegelijk producenten van biologische producten en vlees- en zuivelvervangers de toegang tot economische opschaling ontzeggen door ze niet te financieren. Vele jaren weigerde FrieslandCampina om melk te kopen van biologische melkveehouders en de Rabobank wilde zelden een biologische boer financieren. Royal A-ware betaalt boeren keurig boven de geldende marktwaarde. VanDrie is echter minder genereus en heeft veelvuldig tegen wetgeving om de levens van kalveren te verbeteren gelobbyd.

Het zijn deze grote bedrijven en hun verdienmodellen die het meeste bedreigd worden door het beleid van de Nederlandse regering om vervuiling te verminderen. Ongeïnteresseerde politieke elites, de protesterende boeren, en hun internationale sympathisanten kiezen echter niet de kant van ‘de kleine man’ tegen de machtigen, maar helpen in plaats daarvan de grote agro-industriëlen.

Dit artikel verscheen eerder bij Areo Magazine en is, met dank aan uitgever en auteur, vertaald door Carla Langerak voor Vrij Links

Geïnteresseerd in het klimaatdebat?

De klimaattransitie is een van de grote thema’s van onze tijd. En terecht. De vraag is niet of er een klimaatprobleem is, maar hoe we het gaan oplossen: versoberen of innoveren? Daarover gaan we woensdagavond 22 februari in debat met Maarten Boudry en Peer de Rijk tijdens onze e-salon Klimaat & welvaart. Schrijf je vandaag nog gratis in!