Terwijl ik dit schrijf zitten we in week 5, of week 6, van de intelligente lock down. Ik weet het niet precies meer. Het is vrijdag – denk ik. Mijn kinderen zitten beneden in de woonkamer hun meivakantie te houden en filmpjes op YouTube te kijken of te gamen. Mijn vrouw zit boven te vergaderen via een van de vele videochat-applicaties die zij sinds kort kent. 

De zon schijnt, in mijn omgeving is niemand overleden, mijn ouders en schoonouders zijn nog gezond en wij zijn in staat om ervoor te zorgen dat ze niet naar de winkels hoeven. Mijn vrouw en ik werken allebei in een branche – zorg en overheid – die voorlopig wel enige werkzekerheid biedt. We hebben een riant dak dat we huren van de bank, voldoende eten, wifi en een achtertuin. De piramide van Maslow is in ons huis beklommen en veroverd. 

Ik heb heel erg veel geluk. Ik mag oprecht nergens over klagen. 

En wat kon ons nu gebeuren? Een virus aan de andere kant van de wereld? We waren even vergeten dat de wereld in de afgelopen twintig jaar een stuk kleiner is geworden. Directe lijnen vanuit Europa naar China importeerden dit virus in een oogwenk. Italië was het eerste, en is nog steeds een van de zwaarst getroffen landen in Europa, mogelijk via de vele modehuizen die Noord-Italië rijk is. Vandaar ging het via één noodlottige voetbalwedstrijd over naar Spanje. Als Ajax niet verloren had van Getafe, dan was het San Siro misschien wel gevuld geweest met Nederlanders. 

Uiteindelijk kwam het virus toch ook hier via vakantiegangers die zich, net teruggekeerd van de sneeuw in Noord-Italië, in het feestgedruis van carnaval stortten. Nu zitten we allemaal zoveel mogelijk thuis, zij die dat kunnen tenminste. De mensen in de essentiële beroepen, zoals de supermarkt- en zorgmedewerkers, moeten gewoon door de breuk in de verdedigingsmuur. 

De onzichtbare vijand tegemoet. 

Iedere notie om dit snel te kunnen tackelen via natuurlijke groepsimmuniteit verdween ratio-zij-dank snel van tafel. Als er al immuniteit ontstaat, dan is dat ten koste van zó veel mensenlevens dat werkelijk niemand het met goed fatsoen aandurfde om dat te verkopen aan de potentiële slachtoffers, de economie ten spijt. En dat is dan ook nog buiten de slachtoffers gerekend die zouden vallen ten gevolge van de overbelasting van ons zorgsysteem. 

Zelfs ik, als ICT’er werkzaam in de zorg, had al snel berekend dat we voor die tactiek niet genoeg ic-bedden, laat staan personeel, hebben.  Het drama dat zich in zuidelijk Nederland voltrok, maakte de geesten in de rest van Nederland snel rijp voor het besef dat een variant van zelf-isolatie de enige optie was om deze pandemie – in ieder geval in Nederland – onder controle te krijgen. 

Inmiddels lijkt het virus onder controle – een beetje. De geesten beginnen zich te roeren. De roep om de economie nu weer uit de lockdown te halen, wordt luider en luider. 

Begrijpelijk, mijn vrienden werken ook in de bouw en horeca of ze hebben een eigen zaak, vaak overgenomen van hun ouders. Een levenswerk, soms zelfs van meerdere levens, hangt aan een zijden draadje. Zij hebben zorgen om hun personeel, hun gezinnen. 

Het is een last die ik mij oprecht niet voor kan stellen. Het is een last die we samen moeten dragen op dezelfde manier als we nu samen de last dragen om de kwetsbaren in onze samenleving beschermen. Maar dan moeten er wel genoeg mensen overeind staan om dat ook echt samen te kunnen doen.

Het besluit dat nu de lagere scholen wel weer opengaan heeft mij verontrust – omdat ik het beschouw als een experiment. Het lijkt erop dat met redelijke zekerheid is vastgesteld dat kinderen vooralsnog niet vaak ernstig ziek worden. Maar soms – en in toenemende mate lijkt het – zien we ook een ander verloop bij kinderen, waar Britse kinderintensivisten voor waarschuwen. 

Ook waar het de verspreiding door kinderen betreft, ben ik niet overtuigd. Het argument dat de sluiting van scholen niet heeft bijgedragen aan verminderde spreiding omdat de kinderen geen symptomen vertonen en dus niet ziek zijn, lijkt mij haaks te staan op de rapporten die juist vermelden dat asymptomatische verspreiding een groot onderdeel van het probleem is. En op rapporten die waarschuwen om zeer voorzichtig te zijn met openen van scholen. De Duitse viroloog Christian Drosten – spaar ze nu allemaal en plak ze in je corona-verzamelboek – is bijvoorbeeld niet overtuigd van de onderbouwing om de scholen al te openen. 

Dat kinderen in deze eerste golf van besmettingen niet de primaire bron waren is evident, dat zij dat niet alsnog kunnen worden is dat volgens mij niet. In de woorden van Jaap van Dissel zelf: ‘We gaan het proberen, in kleine groepjes, en dan zien wat er gebeurt.’  Ik lees dat als ‘een experiment’.

Het probleem met dit experiment is dat het een vijand is die we niet of nauwelijks kennen. Een van de hoekstenen van het beleid is dat mensen die koorts hebben of hoesten, binnen moeten blijven, daarmee verdere verspreiding voorkomend. Echter – 70 procent van de in New York opgenomen patiënten, had geen verhoging.

Ook is het verloop van de pathologie bij verschillende patiënten soms letterlijk het tegenovergestelde van elkaar. Soms onderdrukt het virus het immuunsysteem, en soms gaat het immuunsysteem in een ‘overdrive’. Soms valt het virus andere organen dan de longen aan. In veel gevallen richt het virus langdurige schade aan, soms ook zonder na een milde besmetting. Soms verlies je tijdelijk reuk en smaak, en weet niemand precies waarom. Soms krijg je waterpokken-achtige uitslag. Soms worden jonge mensen nauwelijks ziek maar krijgen ze zomaar ineens een hersenbloeding. Als medisch biologisch analist van opleiding uit duizelt het mij.

De jubelstemming die leek te ontstaan rond het openen van de scholen benauwde mij. Een sfeer van overwinning, alsof we er doorheen zijn. Een gevaarlijk idee, want we weten het niet. Ik ben bang dat de Nederlander die vindt dat hij of zij ‘beloond’ moet worden voor het feit dat ze nu een paar weken braaf thuis gezeten hebben – zoals een journalist dit in de eerste vraag van de betreffende persconferentie verwoordde – straks van een koude kermis thuis zal komen. 

Onwillekeurig moet ik denken aan mensen die maanden of jaren ondergedoken hebben gezeten en ik besef dat we dat nu blijkbaar niet meer aan zouden kunnen. Het idee dat de respons overtrokken is en dat het nu klaar is, leeft ook al langer onder hen die zich onkwetsbaar wanen; en die zich beroepen op hun eigen ‘jeugdige’ onsterfelijkheid om de oudere loten aan onze boom in de hakselaar te flikkeren. 

Ik vraag mij oprecht af of deze mensen – met het inzicht van nu – carnaval verboden zouden hebben en of ze zich dan ook realiseren dat ze nu in feite weer pleiten voor een nieuw soort carnaval. 

Op dit moment zijn mijn kinderen nog thuis. Na de meivakantie zal ik als ouder de keuze moeten gaan maken of ik mijn kinderen thuis houd, of mogelijk blootstel aan risico’s die te voorkomen waren. Na de meivakantie zal ik als diabetespatiënt de keuze moeten gaan maken of ik mijn kinderen thuis houd, of dat ik mijzelf van mijn gezin moet gaan afzonderen; terwijl we afwachten of de aanname klopt dat kinderen geen grote bron van besmetting zullen zijn.

Ik weet het niet, maar ik weet ook niet meer wie het wel weet. 

Maar dit alles is slechts klein leed. Ik en mijn gezin hebben namelijk tot nog toe echt heel erg veel geluk gehad. Dat besef ik mij nu meer dan ooit. 

Beeld: Roberto

 

Vrij Links lijn

Vrij Links is een meerstemmig platform. Tenzij anders vermeld, spreken auteurs op persoonlijke titel.